Nederland
Provincies |
|||||||||
Strijdkrachten |
|||||||||
Politie |
|||||||||
Gemeentepolitie |
KLPD |
||||||||
het wapen van nederland is blauw, bezaaid met staande gouden blokjes, met een gouden, gekroonde, klimmende leeuw met rode tong en klauwen, in zijn rechterklauw een opgeheven zilveren zwaard met gouden gevest en in zijn linkerklauw een bundel van zeven zilveren pijlen met gouden punten, tesamengebonden met een gouden lint. |
De Unie. Met de
afzwering van Filips II viel men weer terug op de Nederlandse Leeuw
zoals die tijdens de Opstand was gebruikt. De ongekroonde leeuw met het
zwaard staat op het titelblad van de Acte van Verlatinghe, zij het wel binnen
de Hollandse Tuin waarmee werd verwezen naar de leidende rol van Holland.
Hetzelfde jaar nog werden er echter penningen geslagen waarop de (gekroonde)
Generaliteitsleeuw op een schild werd geplaatst. Voor de Staten Generaal,
die voorlopig de plaats van de vorst innamen, was hiermee een echt wapen
ontstaan. [1] Bij geheime besprekingen werd Frans van Anjou, de broer van de Koning van Frankrijk, aangezocht om als vorst op te treden. In 1582 deed hij zijn intrede in Vlaanderen. Met de nieuwe vorst verscheen ook een nieuw wapen. Aanvankelijk was dit het wapen van Frankrijk met de lelies, soms omgeven met een rode zoom (Anjou). De positie van Frans van Anjou in de Nederlanden was echter niet die van een volkomen souverein vorst daar de Staten Generaal zeer beperkende voorwaarden hadden opgelegd. Op munten uit 1582 staat daarom een wapen waar ook plaats is ingeruimd voor de wapens van de gewesten. In het eerste en vierde kwartier staat het dynastieke wapen van Frans van Anjou zelf. In het tweede en derde kwartier, dus op de tweede plaats, staan de wapens van de gewesten van de Unie. Op het schild staat de hertogelijke kroon van Anjou en er omheen ligt de keten van de Orde van St. Michiel. In 1584 verdween dit wapen. |
De Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden. Frans van Anjou overleed in 1584. Zijn bewind was echter desastreus verlopen en mede daarom werden pogingen om een nieuwe vorst te vinden na verloop van tijd gestaakt. De noordelijke gewesten vormden daarna in feite een losse federatie. De Unie van Utrecht functioneerde er als grondwet. De souvereiniteit werd voortaan geacht te berusten bij de Staten van de gewesten. De Staten Generaal voerde de buitenlandse politiek en hadden m.n. het recht van oorlog en vrede. Deze federatie staat bekend als de "Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden", kortweg ook wel "de Republiek" genoemd.
In de nieuwe situatie ontwikkelde het wapen met de Generaliteitsleeuw zich tot het wapen van de Republiek. In 1591 werd de kleur van de leeuw vastgesteld op rood in plaats van het zilver die hij in het helmteken van Filips II had gehad en de natuurlijke kleur die hij later kreeg. Gewoonlijk wordt hij dan op een gouden schild of een geel doek geplaatst. [2] Met de kleurverandering werd niet alleen recht gedaan aan de overheersende positie van Holland in de Republiek maar werd ook ingehaakt op de door Karel V gevestigde traditie die voor de hollandse leeuw in de wapens van de noordelijke gewesten een grotere plaats had ingeruimd. Men moet hierbij trouwens ook in gedachten houden dat door de Reconquista het grondgebied van de Republiek in 1589 was gereduceerd tot Friesland, Holland, Zeeland, Utrecht en een klein deel van Gelre. Dit ondanks dat in de jaren 1588-'89 door Prins Maurits een tegenoffensief was ingezet waarbij de Spanjaarden tot de grote rivieren konden worden teruggedrongen. Pas later konden hij en Frederik Hendrik nog o.m. een deel van Brabant terugwinnen. Door ordonnantie van 1606 kwam het wapen met de statenleeuw ook op munten te staan. De leeuw heeft hierop een bundel van zeven pijlen in de klauw. Ze symboliseren de gewesten van de Republiek waarvan het aantal inmiddels door de toetreding van Groningen en Overijssel tot zeven was uitgebreid. Op het schild staat een kroon met drie fleurons en 2 parels, dezelfde als op de kop van de leeuw. Het wapen met de statenleeuw was ook voor de calvinisten, die in de Republiek de dienst uitmaakten, aanvaardbaar omdat zowel aan de leeuw als aan het zwaard ook een meer algemene christelijke betekenis kon worden gegeven. De leeuw kon in ieder geval nog steeds worden opgevat als een symbool van Christus (in plaats van als het symbool van Koning Filips II). Zo schreef Jost Amman in zijn "Stamm und Wappenbuch" in 1579 nog bij het wapen van de keurvorst van Trier: Ein edler Löuw im rothen Feldt/ Sampt dem roth Kreutz den Sig behelt: Der
edle Löuw ist Gottes Sohn/ Der
unser sünd hat abgethon. Am blutign Creutz/ dem Todt sein macht genommen/ und uns wider bracht Das Leben und die Seligkeit/ So ewiglich uns ist bereit."
Het zwaard van Justitie is voor de calvinisten het symbool van Gods woord. In de brief van Paulus aan de Hebreeën staat (4:12): "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten." Aan het begin van het Twaalfjarig Bestand werd de wapencompositie van de Republiek vervolmaakt door het toevoegen van twee aanziende leeuwen als schildhouders. Ze komt in deze vorm voor het eerst min of meer officieel voor op een gedenk- en beloningspenning van de Staten Generaal uit 1609. Op het schild staat nu een met twee beugels gesloten kroon zoals die vanaf het begin van de regering van Filips II in Spanje als koninklijke kroon werd gebruikt. [3] Na het bestand werden de kleuren van het wapen en de vlag juist omgekeerd zodat de statenleeuw nu in goud op een rood veld of doek kwam te staan. Dit kan samenhangen met de pogingen van de overige gewesten om de macht van Holland in te perken, maar ook met de hervatte oorlog tegen Spanje. Over de kleurverandering schijnt echter geen enkel officieel besluit genomen te zijn. [4] In 1659
verschenen de schildhoudende leeuwen en de nieuwe kroon ook op door de
Republiek geslagen munten. [5] |
De Stadhouders. In de gewesten was de landsheer vertegenwoordigd door een plaatsvervanger of stadhouder. De belangrijke rol die Willem I van Oranje-Nassau, bijgenaamd "De Zwijger", in de opstand van de gewesten tegen Filips II kon spelen, dankte hij voor een deel aan zijn stadhouderschap van Holland en Zeeland. De opvolgers van Willem I in Holland hadden dezelfde functie maar waren nu formeel in dienst van de gewestelijke staten. Zij slaagden er soms ook in in andere gewesten benoemd te worden. Pas in 1747, toen het stadhouderschap erfelijk werd voor de dynastie Oranje-Nassau in zowel de mannelijke als de vrouwelijke lijn, werden de verschillende stadhouderschappen in één persoon verenigd. De stadhouders in Holland gebruikten een wapen dat voortborduurde op het wapen dat door de graven van Nassau van de Walramse linie was opgebouwd. [6] René van Châlons, Prins van Oranje, had bij testament Willem van Nassau, de latere Willem I, benoemd tot universeel erfgenaam. Toen hij in 1544 sneuvelde voegde Willem de titel "Prins van Oranje" aan zijn overige titels toe en werd zo de stamvader van het Huis Oranje-Nassau. Zijn wapen vermeerderde hij met een hartschild Oranje-Châlons-Genève zoals dat door de prinsen van Oranje uit het Huis Châlons was gevoerd. In de wapens van zijn opvolgers komen de elementen Nassau en Oranje steeds terug. Soms worden ze aangevuld met nog andere kwartieren. Zo zetten Maurits en Frederik Hendrik het wapen van hun moeder, resp. Saksen en Coligny, in het hart van hun wapens. Willem II zette in het midden van het schildhoofd Meurs en in de schildvoet Buren. De twee laatste stadhouders voerden weer het wapen van Willem I. De helmen en helmtekens zoals die door Willem I gevoerd werden raakten onder zijn opvolgers in onbruik. In plaats daarvan kwam een kroon, zoals die trouwens ook al door Willem I op zijn zegel werd gebruikt. Onder Willem IV werd de kroon, zoals in Frankrijk al sinds Hendrik IV voor een koninklijke kroon gebruikelijk was, gesloten met vijf beugels. Willem I werd bij het laatste kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in 1556 als ridder toegelaten en van die tijd af omringde hij zijn wapen met de keten van vuurslagen en het ramsvel die de versierselen van de Orde waren. Na zijn vogelvrijverklaring door Filips II in 1580, werd de ordeketen voortaan weggelaten. De nakomelingen van Willem I werden uiteraard, als afstammelingen van een opstandeling tegen Filips II, immers het souverein hoofd van de Orde, niet meer in de orde opgenomen. In plaats daarvan werden zij lid van de Engelse Orde van de Kouseband waarvan de versierselen rond hun wapens te vinden zijn. Bij het wapen van de stadhouders hoort de wapenspreuk "je maintiendrai" (Ik Zal Handhaven). Deze is ontleend aan de wapenspreuk van Willem I die "je maintiendrai nassau" was. Op zijn beurt had Willem I deze spreuk weer overgenomen van René van Châlons die de wapenspreuk "je maintiendrai chalons" had gebruikt. Ter vervolmaking van de wapencompositie introduceerde Willem II tenslotte twee aanziende, gekroonde leeuwen als schildhouders. Willem III doorbrak als enige de traditie van de wapenvoering van de Oranjes. Als Koning van Engeland voerde hij het engelse wapen, vermeerderd met het hartschild Nassau. |
De Omwenteling van 1795. De Bataafse Republiek. Met steun van Franse troepen werd in 1795 een staatsgreep gepleegd. De aanstichters ervan waren door de Franse Verlichting en de Franse Revolutie geïnspireerde burgers van diverse pluimage. De regenten die in de Republiek de lakens hadden uitgedeeld werden afgezet. De stadhouder vluchtte. Een nieuwe staat werd gesticht, de "Bataafsche Republiek" of het "Bataafsch Gemeenebest". De Staten Generaal werden op 1 maart 1779 vervangen door een Nationale Vergadering. Het eerst
werd de vlag veranderd. In de broektop van de republikeinse rood-wit-blauwe
vlag kwam een kanton met daarop een embleem in de Franse revolutionaire
traditie. Het stelde de Nederlandse Maagd voor met een republikeinse
roedenbundel op een schild aan haar voeten. Tesamen met een, eveneens
zittende, leeuw houdt ze de op een speer gestoken vrijheidshoed
omhoog. [7] Op publikaties werd de Generaliteitsleeuw nog tot 1 maart 1796 gebruikt. Op die datum werd hij vervangen door het devies "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". Op 4 mei van hetzelfde jaar werd een nieuw zegel van de Nationale Vergadering goedgekeurd. [8] Hierop staan de Nederlandse Maagd en een leeuw met de driekleur ter weerszijden van een altaar met daarop een wetboek en versierd met een dolfijn en een anker als symbolen van handel en zeevaart. [9] De voorstelling, voor het eerst gebruikt op een publicatie van januari 1797, werd ook aangebracht op departementale en provinciale zegels. De vervanging van het zegel hield niet in dat ook het wapen werd afgeschaft. Het bleef dan ook staan op munten die na 1796 werden geslagen. Het vervangen van de afbeelding van de (in dit geval afgezworen) landsvorst, die door de gekroonde leeuw met het zwaard werd gesymboliseerd, door een allegorische figuur was een logische consequentie van de nieuwe staatsopvattingen waarin geen plaats meer was voor een landsvorst. Ook in andere landen waar de vorst was verjaagd zoals in een aantal zojuist onafhankelijk geworden Amerikaanse staten, bv. Virginia en in Frankrijk, was de afbeelding van de landsvorst op het zegel vervangen door een allegorische figuur. De Nederlandse Maagd was overigens een allegorie die al langer voorhanden was. In dezelfde vorm komt ze al in de zeventiende eeuw voor. [10] Nadat in
october 1801 een nieuwe staatsregeling was getroffen werd het wapen bij
Besluit van 12 april 1802 voor de eerste keer in zijn geschiedenis officieel
aangenomen. De bundel pijlen werd van een onbepaald aantal, de leeuw goud en
het veld rood. Nadien komt het zegel met de Maagd en het altaar niet meer
voor. In de kop van het staatsblad kwam in plaats daarvan de leeuw met het
zwaard en de pijlen te staan, niet op een schild maar vrijstaand in een rond
veld en omgeven door de oude wapenspreuk. Dezelfde afbeelding staat ook op
verschillende stempels uit die tijd. [11] De terugkeer naar de symbolen van de oude Republiek moet gezien worden in het kader van de algehele politieke reactie die ingeluid werd met het optreden van Napoleon in Frankrijk. Ook de staatsregeling van de Bataafse Republiek van 1801 was een neerslag van de alom plaatsvindende verzoening van oud en nieuw. |
Het Eerste Koninkrijk. Eén van de
belangrijkste problemen waarvoor de Nationale Vergadering van de Republiek
zich gesteld had gezien was de staatsvorm. Hierbij stonden federalisten en
unionisten tegenover elkaar. Het probleem werd tenslotte opgelost door
Napoleon die op 24 mei 1805 in Parijs een Hollandse delegatie een tractaat
voorlegde dat bepaalde dat Holland voortaan een koninkrijk zou zijn. Zijn
broer Lodewijk werd tegelijkertijd "Grand Connêtable de France"
en Koning van Holland, waarmee ook de dynastieke politiek van Napoleon werd
gediend. [12] Het tractaat regelde ook hoe het wapen van het Koninkrijk er uit zou moeten zien. Artikel 9 van het tractaat bepaalde dat "De Koninklijke Wapens zullen zijn de oude Wapenen van den Staat gecarteleerd met den Franschen Keizerlijken Adelaar en gekroond met de koninklijke kroon". Bij wet van 7 augustus 1806 werd het gebruik nog eens bevestigd. In hetzelfde jaar liet Lodewijk Napoleon een aantal ontwerpen maken voor een groot koninklijk wapen. [13] Pas op 20 mei 1807 besloot hij één van deze ontwerpen goed te keuren. Aan het gevierendeelde schild veranderde niets, maar het werd omgeven door de ordeketen van het Legioen van Eer en het lint van de Koninklijke Orde van Holland. Het werd geplaatst op een gekruiste scepter en Hand der Gerechtigheid en een gekroonde mantel. Naast het wapen werden de rangtekenen van Grand Connêtable toegevoegd die bestonden uit een uit een wolk komende, met een zwaard gewapende, geharnaste vuist. In 1809 vervielen de beide ordeketenen en werden vervangen door de ordeketen van de Orde van de Unie. Het
onafhankelijke beleid dat Lodewijk Napoleon voerde wekte in toenemende mate
het ongenoegen van Napoleon op. Een keizerlijk decreet gedateerd 9 juli 1810
lijfde daarom het Koninkrijk bij Frankrijk in. Voortaan werd ook hier de
Franse adelaar gebruikt zoals in het Keizerrijk zelf. Daar was bij decreet
van 26 januari 1805 Art. 2 bepaald dat: „Op het zegel van alle
overheidslichamen zal de keizerlijke adelaar zoals op de keerzijde van het
grootzegel van de staat staan; met als omschrift de naam van het
overheidslichaam waarvoor het zal worden gebruikt.” [14] Na de rampzalige Russische Veldtocht en de daarop volgende Slag bij Leipzig stortte het Franse Keizerrijk in. In november 1813 trokken de Franse troepen zich uit de Lage Landen terug. In een proclamatie van 2 december 1813 verklaarde Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder, zich bereid de souvereiniteit te aanvaarden. Op 29 maart 1814 werd hij in Amsterdam als Souverein Vorst ingehuldigd. |
Het Tweede Koninkrijk. Na de omwenteling werd aanvankelijk het oude wapen van de Republiek hersteld en in het besluit van 14 januari 1814 wordt dit het „Nederlandsche Wapen” genoemd. Dit wapen, gekroond met een koninklijke kroon, is nog te vinden op een zilveren dukaat bedoeld voor de handel op de Oostzeelanden met als jaartal 1816. Het wapen dat Willem Frederik als Souverein Vorst voerde was enerzijds een voortzetting van dat van zijn vader, anderzijds afgekeken van dat van Lodewijk. [15] In diens wapen verving hij de adelaar door zijn persoonlijke wapen Châlons-Oranje-Genève. In het midden zette hij zijn stamwapen Nassau op een hartschild. Als pronkstukken gebruikte hij de kroon, schildhouders en devies van zijn vader. Rondom het schild de keten van de Orde van de Zwarte Adelaar, waarvan hij door zijn zwager, Koning Frederik Willem van Pruisen, lid was. Op 9 juni werd bij slotakte van het Congres van Wenen, waarbij de resten van het Franse Keizerrijk onder de overwinnaars werden verdeeld, de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden gesanctioneerd. De eenheid van de Noordelijke- en de Zuidelijke Nederlanden werd voor het eerst sinds de Unie van Atrecht hersteld. Op 24 augustus 1815 nam Willem Frederik als Koning Willem I een nieuw wapen aan. [16] In het besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen „Het Wapen van het Koningrijk”, verderop „Rijkswapen” genoemd, en dat van „Ons en Onze successeuren”. Het feitelijk onderscheid lag in de pronkstukken. Helmteken, schildhouders en devies werden uitdrukkelijk aan de vorst voorbehouden. Het wapen was een (gelukkige) combinatie van dat van de Republiek en het stamwapen van Nassau. Conform de staatsopvattingen van Willem I, overheerste echter het Nassause element. Er wordt bepaald dat het wapen het „...Geslachtswapen van Nassau” is, vermeerderd met kroon, zwaard en pijlbundel. Hiermee was de oude Statenleeuw ten grave gedragen. [17] Het helmteken werd in het besluit beschreven als „twee uit eene gouden kroon zich verheffende olifantstrompen van Azur, met gouden blokken bezaaid, tussen welke de ongekroonde gouden Leeuw zit”. Dit was het helmteken van de Walramse linie van de Nassaus en niet dat van de Ottose waartoe Willem I behoorde. [18] Van het koninklijk wapen met het helmteken zoals in het K.B. werd dan ook maar spaarzaam gebruik gemaakt. Op het eerste koninklijk wapenzegel kwam een wapencompositie te staan met kroon, schildhouders en devies. Deze versie werd ook bij de inhuldiging van Willem I gebruikt en als het „Konings Wapen” in het register van de Hoge Raad van Adel opgenomen. In de praktijk werd het rijkswapen, gedekt met de koninklijke kroon, slechts door de Raad van State, de Rekenkamer en het ministerie van Buitenlandse zaken gebruikt. Het staat ook op de Nederlandse munten. Alle andere officiële instanties gebruikten de wapencompositie zoals op het koninklijk wapenzegel. [19] Dit volgde in zijn ontwerp een amendement op het K.B. van 24 augustus 1815. [20] Koning Willem II voegde aan de koninklijke wapencompositie een koninklijke mantel toe zonder dat overigens het koninklijk besluit van 1815 werd veranderd. Enerzijds kan dit zijn ingegeven door de behoefte het koninklijk prestige, dat door het verlies van België ernstig had geleden, weer nieuwe glans te geven, anderzijds sloot Willem II zich hierbij aan bij de ontwikkelingen in de rest van Europa. [21] In 1907 werd de gegroeide praktijk bij K.B. van 10 juli gelegaliseerd. [22] Het onderscheid tussen koninklijk- en staatswapen verviel waar gesproken werd van "Het wapen dat door het Koninkrijk der Nederlanden, zoowel als door Ons en Onze opvolgers, Koningen der Nederlanden, zal worden gevoerd". Tegelijkertijd werden enkele veranderingen aangebracht. De kroon waarmee de leeuw op het wapen was gekroond werd er één met drie bladen en twee parels, inplaats van een koninklijke. De nagels werden nu, net als de tong, rood. Het zwaard werd benoemd als een romeins zwaard en het aantal pijlen vastgesteld op zeven. De schildhoudende leeuwen werden gelijk aan die op het wapen maar zonder kroon. Het lint werd blauw met gouden letters, inplaats van dat de kleur in het midden werd gelaten zoals in 1815. De wapencompositie werd geplaatst op een uit een baldakijn vallende wapenmantel. Uit de wapencompositie kan de mantel, maar ook mantel, devies en schildhouders worden weggelaten, zodat een middelste, resp. klein wapen onstaat. Het wapen is sinds 1907 niet meer veranderd. Wel werd ter gelegenheid van de inhuldiging van Koningin Beatrix de tekst van het Koninklijk Besluit opnieuw geredigeerd maar dit had geen gevolgen voor het wapenontwerp zelf. [23] |
© Hubert de Vries 1995
[1] Loon, G. van op.cit. Dl. I.
p. 293.
[2] De Generaliteitsleeuw. In: De
Nederlandsche Leeuw. XCV Jrg. no. 9, 1978, kol. 277.
[3] Loon, Gerard van, op.cit.
Dl. II, p. 52-53. Welke kroon er nu precies gevoerd moest worden bleef lange
tijd een probleem. Het was duidelijk dat de Staten Generaal zich in 1609 met
deze wapencompositie de koninklijke waardigheid had aangemeten. In 1645, bij
de voorbereidingen voor de vredesbesprekingen van Munster deed zich wederom
het probleem voor hoe de Staten zich naar buiten toe moesten presenteren. Het
best vond men nog een kroon die het midden zou houden tussen een koninklijke
kroon en een hertogelijke. In een in 1645 gevoerde correspondentie tussen de
staatse ambassadeurs kwam men er ook niet uit. Zie hiervoor: Pauw, M.I.:
Aantekeningen betreffende het Wapen door de Ambassadeurs der Republiek naar
Munster te voeren. In: De Nederlandsche Heraut, Jrg. 7, 1891, pp. 63-72.
Zodoende bleef alles bij het oude nl. bleef de wapencompositie gevoerd zoals op
de penningen van 1609 die in overeenkomstige vorm sinds 1628 ook op de
ambassadeurspenningen stond. Voor deze laatste penningen zie: Meyer, H.G. c.s.:
Orders and Decorations of the Netherlands, pp. 18-19.
[4] In een besluit van de
Staten Generaal van 7 mei 1626 waarin aan de ambassadeur van Venetië, Aloyisius
Contareno wordt toegestaan zijn wapen met het wapen van de Staten Generaal te
kwartileren wordt dit beschreven als "scutum rubrum et in eo coronatum
leonem auratum". Rijksarchief Den Haag, Archieven van de Staten Generaal,
no 3333, Actenboek. Dit sluit natuurlijk niet uit dat de kleurwisseling ouder
is.
[5] Enno van Gelder, H. De
Nederlandse Munten. Antwerpen/Utrecht, 1965. p. 23. Op zilveren rijders
geslagen volgens resolutie van 19 juni 1659.
[6] Deze paragraaf is gebaseerd
op Laars, T. van der: Vlaggen, Wapens en Zegels van Nederland. Amsterdam, 1913, i.h.b pp. 93-110 &
130-137. Zie ook: Dik, A.W.E.: Genealogie van het Vorstenhuis Nassau.
Zaltbommel, 1970. Hoop, E.J.Th.aTh. van der: Het wapen van Oranje-Nassau in
zijn historische Ontwikkeling. In: D.N.L. 1933, kol. 147-167. Dezelfde:: Het
wapen van Maurits, Prins van Oranje. In: D.N.L. 1925, kol. 131-141. Roo van
Alderwelt, J.K.H. de: De voorgeschiedenis van het wapen gevoerd door de eerste
prins van Orange uit het geslacht van de graven van Nassau. In: Genealogisch
Jaarboek, 1971, pp. 29 e.v.. Dorp, L. van: De titel "Prins van
Oranje". In: D.N.L. 1988, kol.265-273. Afbeeldingen van penningen van de
stadhouders van Maurits tot Willem III zijn te vinden in Loon, Gerard van,
op.cit o.m. Dl. II. p. 138, 149, 155, 168, 202, 346. Dl. III. p. 51.
[7] Het besluit werd genomen op
14 februari 1796 (Staatsarchief, inv. nr. 1284). Het wordt voor het grootste
deel geciteerd door van der Laars, op.cit, 1913 pp. 125-127. De figuur zelf is
bijna onveranderd overgenomen van een Franse penning uit 1684, afgebeeld in Van
Loon Historipenningen Dl. 3, boek IIII, p. 314.
[8] Treu, H.A.: De Nederlandse
Vlag en de Nederlandse Koninklijke Vlaggen. In: Naspeuringen en Studiën op het
gebied der Krijgsgeschiedenis der Koninklijke Landmacht, 1971. Zie voor de
tekst van het besluit de appendix. De ontwerptekening berust bij het Algemeen
Rijksarchief.
[9]
Het anker met de
dolfijn komt eerder voor op een penning van Albrecht en Isabella uit 1608. (Van
Loon, Historipenningen Dl. 2. boek I, p. 38). Omschrift: moderatio. Van Loon tekent hierbij aan:
(een anker en een dolfijn) …„waarmede de Ouden eene bedaarde en handelbare
gemaatigtheyd des gemoeds hebben willen verbeelden”. De figuur gaat op zijn
beurt weer terug op een anker-met dolfijn uit de tijd van Filips van
Bourgondië-Blaton (†1524): Penning van
Filips van Bourgondië-Blaton: Portretkop van Filips met hoed. L.: phs • de • bvrgvndia • eps • traiectes •.
V°: Dreganker met dolfijn. L.: • svper • o’ ia • vincit • vertas. (Mieris, xi 3.)
[10] Zoals bv. op munten die werden
geslagen bij ordonnantie van 17 maart 1694 (Van Gelder, op.cit. p. 226). De
Nederlandse Maagd komt in iets andere vorm voor het eerst voor op een
rekenpenning uit 1573. Een fraaie schildering van de Maagd is te vinden in de
Raadszaal van het Stadhuis op de Dam in Amsterdam dat in in 1655 in gebruik
werd genomen.
[11] Schutte, O.: Catalogus der
zegelstempels, berustende in het Koninklijk Penninkabinet en enige andere
verzamelingen. In: De Nederlandsche Leeuw, 1971 kol. 329-370. n°s 78, 84, 101,
103, 106, 119, 137, 138. Of ook een nieuw zegel met deze afbeelding werd
gesneden is mij niet bekend.
[12] Het stuk over de Franse
Tijd is gebaseerd op Boo, J.A. de: Heraldiek in de Franse Tijd. In: Jaarboek
Centraal Bureau voor Genealogie. Dl. 31, 1977, pp. 180-196.
[13] In de ontwerpen, gemaakt door George Kockers, werden verschillende plaatsten ingeruimd voor de Franse Keizerlijke adelaar aan de ene kant en de Generalititsleeuw aan de andere kant. In de meeste werd de keizerlijke adelaar als schildhouder voorgesteld van het wapen van de Generaliteit, tesamen met de oude wapenspreuk. Uiteindelijk werd toch gekozen voor de vereniging van leeuw en adelaar in één schild, zoals in het decreet van 1806. Het oude staatswapen werd niet veranderd en op deze manier was een verwarring tussen het staats- en het koninklijk wapen niet mogelijk. In de practijk werd echter steeds van het koninklijk wapen met kroon maar zonder de overige pronkstukken gebruik gemaakt.
[14] Bulletin des lois n° 30, p.
250-251 n° 498 Art. 2: “Le sceau de toutes les autorités portera pour type
l'aigle imperial, tel qu’il formera un des cotés du grand sceau de l’état; et
pour légende, le titre de l’autorité publique pour laquelle il sera employe”. Een soortgelijke regeling
was in Holland getroffen bij de vaststelling van het koninklijk wapen van 1807.
Het keizerlijk wapen was vastgesteld bij decreet van 21 messidor (10 juli)
1804.
[15] Het Zegel van de Souvereine
Staat der Verenigde Nederlanden. In: De Nederlandsche Leeuw. 1971, kol. 362. De
tekst van het besluit van de souvereine vorst wordt gegeven in de appendix. Het
zegel van Willem Frederik als souverein vorst wordt bewaard in het Koninklijk
Penningkabinet in Leiden.
[16] De tekst van het koninklijk
besluit in de appendix.
[17] Zie ook Pama, C.: Het Wapen
der Nederlanden. 1942, pp. 12-14. die voor de redenen van de wijziging van het
wapen verschillende hypothesen geeft. Uit geheime stukken blijkt dat eerst is
overwogen de wapens van Brabant en Holland te kwartileren (vriendelijke
mededeling van Dhr. D. van der Horst) maar dit zou juist de scheiding weer
teveel benadrukken. Als de Statenleeuw zou worden gebruikt, welke kleur zou dan
het veld moeten hebben? Heraldisch gezien kwamen slechts rood, zwart en blauw
in aanmerking. De eerste twee kleuren waren uitgesloten vanwege de gelijkenis
met het wapen van de Republiek of van Brabant die dan zou onstaan. Waarom dus
niet het blauwe veld, uiteraard met de blokken, gekozen. Men kan zich
voorstellen dat de redactie "...Geslachtswapen van Nassau (...) welk wapen
wij nu vermeerderen etc." pas op het laatste moment is gekozen. Tegen het
verdwijnen van de Statenleeuw heeft vooral Bilderdijk zich in een heftige
polemiek verzet.
[18] Voor het wapen van Nassau
en het helmteken: Goeckingk, H. von: Geschichte des Nassauischen Wappens,
Görlitz, 1880. Seyler G.A.: Geschichte der Heraldik. Nürnberg 1885-'89 pp.
316-319. Adam-Even, P.A. Armorial du Heraut Gelre, 1370-1395. In: Archives Heraldiques Suisses 1961-1968 (n s 14,16,1409, 1410. Ook: Dik, A.W.E op.cit.
1970.
[19] Voor de koninklijke zegels:
Prins, E.C.M.: Bijdrage tot de kennis van het Koninklijk Zegel der Nederlanden,
alias het Rijks- of Staatszegel, 1819-1948. In: De Nederlandsche Leeuw. 1948,
kol. 213. Het helmteken met de leeuw en de trompen komt naar mij bekend alleen
voor op de ruiterzegels van Willem I en Willem III. De hele wapencompositie
zoals bedoeld in het K.B. van 1815 is aangebracht op de gevel van de
koninklijke wachtkamer van het Centraal Station in Amsterdam. Voor het gebruik
van het wapen door ambtelijke instanties zie Schutte O. op.cit. 1971. Op het
rijksvaandel van 1815 staat op een oranje doek alleen het rijkswapen. Het
rijksvaandel van 1840 is wit met daarop het eerder beschreven "Konings
Wapen".
[20] Stuurman, J.G.: De Kroon op de Leeuw in het Nederlandse Wapen. In: Jb. voor Munt en Penningkunde 83 (1996) pp. 141-165 noot 20: In een schrijven van de Hoge Raad van Adel van 2 juli 1816 (ARA den Haag) : In de uitvoering van Zijner Majesteits besluit, van den 24sten Augustus 1815, No. 71, met opzigt tot ’s Rijks wapen, die nauwkeurigheid in het plaatsen der blokken niet in acht is genomen zijnde als behoorde, is den Hoogen Raad van Adel, ingevolge Zijner Majesteits besluit, van den 24 Junij 1816, No 77, gelast het nevenstaand verbeterd model toetezenden, met uitnodiging, om op de reeds bij u gebruikt wordende cachetten enz., die veranderinge te doen werkstellig maken, bestaande:
1°. In het doen verlengen der blokken, zoo dat dezelve langer dan breed zijn.
2°. Met hier of daar aan den kant des schilds er afgesneden te doen zien, doende het getal der blokken niets ter zake, mits dezelve over het schild als bezaaid onregelmatig liggen.
3°. Met het teeken, hetwelk het geslacht des Leeuws aanduidt, zigtbaarder te doen stellen.
4°. dat dezelve in natuurlijke kleur op het model afgeteekend zijn.
Alhetwelk den Raad, na ingenomen advies van een graveur, op alle in het koper gesneden zegelen en cachetten, onderricht is, gemakkelijk en met weinig kosten te kunnen geschieden...
[21] Hooykaas, G.J.: Pronk wiste
Belgische smet uit. In: NRC-Handelsblad 28.XI.1990. De wapenmantel, al
voorkomend in de 17e eeuw, werd onder Napoleon een vast onderdeel van de
wapencomposities van de Franse hoogwaardigheidsbekleders. Na 1814 werd de
wapenmantel met enthousiame overgenomen door de meeste vorsten in Europa.
[22] Aan het eind van de 19e
eeuw werd het verschil tussen het wettelijk vastgelegde wapen en het
daadwerkelijk gebruikte wapen in de pers gesignaleerd door J.A. de Bergh in
"Het wapen des Konings en des Rijks thans gevoerd is in strijd met de
wet". Den Haag, 1880. Dezelfde: Het wapen des Konings. In: Dagblad van
Zuid-Holland en 's Gravenhage, 24.III.1880. Dezelfde: Alweer het Koninklijke en
Rijkswapen. In Dagblad etc. 11.IV.1880. De tekst van het K.B. in de
appendix.
[23] Tijdens de Duitse bezetting
1940-'45 kwam in de wapenvoering geen verandering. De status van het Koninkrijk
was in die jaren, in afwachting van een eventuele Duitse overwinning onbepaald.
(Telefonische mededeling van het RIOD, Amsterdam). Bij wet van 28 october 1954,
Staatsblad 1954 No. 503, werd een koninklijk- en staatswapen van het
Koninkrijk, bestaande uit Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen
voorzien. In dit opzicht is de wet echter niet uitgevoerd. (Prins, 1964, p.
118). De tekst van het K.B. van 23.IV.1980 in de appendix.