Nederland

 

Nederland

Rijkswapen Nederland

Souvereinen

Staatswapen

De Nederlandse Maagd

Provincies

Drente

Flevoland

Friesland - Fryslân

Gelderland

Groningen

Noord Brabant

Noord Holland

Limburg

Overijssel

Utrecht

Zeeland

Zuid Holland

Amsterdam

Strijdkrachten

Commandant

Defensie

Landmacht

Marine

Luchtmacht

Marechaussee

Politie

Gemeentepolitie

Rijkspolitie

KLPD

 

 

HET WAPEN VAN NEDERLAND

 

het wapen  van nederland  is blauw, bezaaid met  staande  gouden  blokjes, met een gouden, gekroonde, klimmende leeuw met rode tong en klauwen, in zijn rechterklauw een opgeheven zilveren zwaard met gouden gevest en in zijn linkerklauw een bundel van zeven zilveren pijlen met gouden punten, tesamengebonden met een gouden lint.

 

De Unie.   

Met de afzwering van Filips II viel men weer terug op de Nederlandse Leeuw zoals die tijdens de Opstand was gebruikt. De ongekroonde leeuw met het zwaard staat op het titelblad van de Acte van Verlatinghe, zij het wel binnen de Hollandse Tuin waarmee werd verwezen naar de leidende rol van Holland. Hetzelfde jaar nog werden er echter penningen geslagen waarop de (gekroonde) Generaliteits­leeuw op een schild werd ge­plaatst. Voor de Staten Generaal, die voorlopig de plaats van de vorst innamen, was hiermee een echt wapen ontstaan. [1]

Bij geheime besprekingen werd Frans van Anjou, de broer van de Koning van Frankrijk, aangezocht om als vorst op te treden. In 1582 deed hij zijn intrede in Vlaanderen.  

Met de nieuwe vorst verscheen ook een nieuw wapen. Aanvankelijk was dit het wapen van Frankrijk met de lelies, soms omgeven met een rode zoom (Anjou). De positie van Frans van Anjou in de Nederlanden was echter niet die van een volkomen souverein vorst daar de Staten Generaal zeer beperkende voorwaarden hadden opgelegd. Op munten uit 1582 staat daarom een wapen waar ook plaats is ingeruimd voor de wapens van de gewesten. In het eerste en vierde kwartier staat het dynastieke wapen van Frans van Anjou zelf. In het tweede en derde kwartier, dus op de tweede plaats, staan de wapens van de gewesten van de Unie. Op het schild staat de hertogelijke kroon van Anjou en er omheen ligt de keten van de Orde van St. Michiel.

In 1584 verdween dit wapen.

 

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Frans van Anjou overleed in 1584. Zijn bewind was echter desas­treus verlopen en mede daarom werden pogingen om een nieuwe vorst te vinden na verloop van tijd gestaakt.

De noordelijke gewesten vormden daarna in feite een losse federa­tie. De Unie van Utrecht functio­neerde er als grondwet. De souverei­niteit werd voortaan geacht te berusten bij de Staten van de gewesten. De Staten Generaal voerde de buitenlandse politiek en hadden m.n. het recht van oorlog en vrede.

Deze federatie staat bekend als de "Republiek der Zeven Verenigde Nederlan­den", kortweg ook wel "de Republiek" genoemd.

             

In de nieuwe situatie ontwikkelde het wapen met de Generaliteits­leeuw zich tot het wapen van de Republiek.

In 1591 werd de kleur van de leeuw vastgesteld op rood in plaats van het zilver die hij in het helmteken van Filips II had gehad en de natuurlijke kleur die hij later kreeg. Gewoon­lijk wordt hij dan op een gou­den schild of een geel doek ge­pl­aatst. [2] Met de kleurverande­ring werd niet alleen recht gedaan aan de overheer­sende positie van Holland in de Republiek maar werd ook ingehaakt op de door Karel V gevestigde traditie die voor de hollandse leeuw in de wapens van de noordelijke gewesten een grotere plaats had ingeruimd. Men moet hierbij trouwens ook in gedach­ten houden dat door de Recon­quista het grondgebied van de Republiek in 1589 was geredu­ceerd tot Friesland, Holland, Zeeland, Utrecht en een klein deel van Gelre. Dit ondanks dat in de jaren 1588-'89 door Prins Maurits een tegenof­fen­sief was ingezet waarbij de Spanjaar­den tot de grote rivieren konden worden teruggedrongen. Pas later konden hij en Frede­rik Hendrik nog o.m. een deel van Brabant terugwin­nen.

Door ordonnan­tie van 1606 kwam het wapen met de statenleeuw ook op munten te staan. De leeuw heeft hierop een bundel van zeven pijlen in de klauw. Ze symboliseren de gewesten van de Republiek waarvan het aantal inmiddels door de toetreding van Groningen en Overijssel tot zeven was uitgebreid. Op het schild staat een kroon met drie fleurons en 2 parels, dezelfde als op de kop van de leeuw.  

Het wapen met de statenleeuw was ook voor de calvinisten, die in de Republiek de dienst uitmaakten, aan­vaardbaar omdat zowel aan de leeuw als aan het zwaard ook een meer algemene christe­lijke betekenis kon worden gege­ven.

De leeuw kon in ieder geval nog steeds worden opgevat als een symbool van Christus (in plaats van als het symbool van Koning Filips II). Zo schreef Jost Amman in zijn "Stamm und Wappenbuch" in 1579 nog bij het wapen van de keurvorst van Trier:

 

            Ein edler Löuw im rothen Feldt/

            Sampt dem roth Kreutz den Sig be­helt:

            Der edle Löuw ist Got­tes Sohn/

            Der unser sünd hat abget­hon. Am blutign Creutz/

            dem Todt sein macht genommen/

            und uns wider bra­cht Das Leben und die Selig­keit/

            So ewig­lich uns ist bereit."

           

Het zwaard van Justitie is voor de calvi­nisten het symbool van Gods woord. In de brief van Paulus aan de Hebreeën staat (4:12): "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnij­dend zwaard en het dringt door, zo diep dat het vaneen­scheidt ziel en geest, ge­wrichten en merg, en het schift overleggin­gen en gedachten des harten."

 

Aan het begin van het Twaalfjarig Bestand werd de wapencompositie van de Republiek vervolmaakt door het toevoegen van twee aanziende leeuwen als schildhouders. Ze komt in deze vorm voor het eerst min of meer officieel voor op een gedenk- en beloningspenning van de Staten Generaal uit 1609. Op het schild staat nu een met twee beugels geslo­ten kroon zoals die vanaf het begin van de regering van Filips II in Spanje als koninklijke kroon werd gebruikt. [3]

Na het bestand werden de kleuren van het wapen en de vlag juist omgekeerd zodat de statenleeuw nu in goud op een rood veld of doek kwam te staan. Dit kan samenhangen met de pogingen van de overige gewesten om de macht van Holland in te perken, maar ook met de hervat­te oorlog tegen Spanje. Over de kleurverandering schijnt echter geen enkel officieel besluit genomen te zijn. [4]

In 1659 verschenen de schildhouden­de leeu­wen en de nieuwe kroon ook op door de Republiek geslagen munten. [5]

 

 

De Stadhouders.

            In de gewesten was de landsheer vertegenwoordigd door een plaats­vervanger of stadhouder. De belangrijke rol die Willem I van Oranje-Nassau, bijgenaamd "De Zwijger", in de opstand van de gewesten tegen Filips II kon spelen, dankte hij voor een deel aan zijn stadhouder­schap van Holland en Zeeland. De opvolgers van Willem I in Holland hadden dezelfde functie maar waren nu formeel in dienst van de gewes­telijke staten. Zij slaagden er soms ook in in andere gewesten benoemd te worden. Pas in 1747, toen het stadhou­­derschap erfelijk werd voor de dynastie Oranje-Nassau in zowel de mannelijke als de vrouwelijke lijn, werden de verschillende stadhou­derschappen in één persoon verenigd.

            De stadhouders in Holland gebruikten een wapen dat voortborduur­de op het wapen dat door de graven van Nassau van de Walramse linie was opge­bouw­d. [6]­

            René van Châlons, Prins van Oranje, had bij testament Willem van Nassau, de latere Willem I, benoemd tot universeel erfgenaam. Toen hij in 1544 sneuvel­de voegde Willem de titel "Prins van Oranje" aan zijn overige titels toe en werd zo de stamvader van het Huis Oranje-Nassau. Zijn wapen ver­meer­derde hij met een hartschild Oranje-Châlons-Genève zoals dat door de prinsen van Oranje uit het Huis Châlons was gevoerd. In de wapens van zijn opvolgers komen de elementen Nassau en Oranje steeds terug. Soms worden ze aangevuld met nog andere kwartieren. Zo zetten Maurits en Frederik Hendrik het wapen van hun moeder, resp. Saksen en Coligny, in het hart van hun wapens. Willem II zette in het midden van het schild­hoofd Meurs en in de sch­ildvoet Buren. De twee laatste stadhouders voerden weer het wapen van Willem I.

De helmen en helmte­kens zoals die door Wil­lem I gevoerd werden raa­kten onder zijn opvolgers in onbruik. In plaats daarvan kwam een kroon, zoals die trouwens ook al door Willem I op zijn zegel werd gebruikt. Onder Wil­lem IV werd de kroon, zoals in Frankrijk al sinds Hendrik IV voor een koninklijke kroon gebrui­kelijk was, ge­sloten met vijf beugels.

Willem I werd bij het laatste kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in 1556 als ridder toege­laten en van die tijd af omringde hij zijn wapen met de keten van vuursla­gen en het ramsvel die de versier­selen van de Orde waren. Na zijn vogelvrijverklaring door Filips II in 1580, werd de ordeketen voort­aan weg­ge­laten. 

De nako­­me­lin­gen van Willem I wer­den uiteraard, als af­stamme­lingen van een op­stande­ling tegen Filips II, immers het sou­verein hoofd van de Orde, niet meer in de orde opgeno­m­en. In plaats daarvan werden zij lid van de Engelse Orde van de Kou­seband waarvan de ver­sierselen rond hun wapens te vinden zijn.

Bij het wapen van de stadhouders hoort de wapenspreuk "je main­tiendrai" (Ik Zal Handhaven). Deze is ontleend aan de wapenspreuk van Willem I die "je maintiendrai nassau" was. Op zijn beurt had Willem I deze spreuk weer overgenomen van René van Châlons die de wapenspreuk "je maintiendrai chalons" had gebruikt.

Ter vervolmaking van de wapencompositie introduceerde Willem II tenslotte twee aanziende, gekroonde leeuwen als schildhouders.

Willem III doorbrak als enige de traditie van de wapenvoering van de Oranjes. Als Koning van Engeland voerde hij het engelse wapen, vermeerderd met het hartschild Nassau.

 

De Omwenteling van 1795. De Bataafse Republiek.

Met steun van Franse troepen werd in 1795 een staatsgreep ge­pleegd. De aanstichters ervan waren door de Franse Verlichting en de Franse Revolutie geïnspireerde burgers van diverse pluimage. De regenten die in de Republiek de lakens hadden uitgedeeld werden afgezet. De stadhouder vluchtte. Een nieuwe staat werd gesticht, de "Bataafsche Republiek" of het "Bataaf­sch Gemeene­best". De Staten Generaal werden op 1 maart 1779 vervangen door een Nationale Vergade­ring.

Het eerst werd de vlag veranderd. In de broektop van de republi­keinse rood-wit-blauwe vlag kwam een kanton met daarop een embleem in de Franse revolutionaire traditie. Het stelde de Nederlandse Maagd voor met een republikeinse roedenbundel op een schild aan haar voeten. Tesamen met een, eveneens zittende, leeuw houdt ze de op een speer gestoken vrijheidshoed omhoog. [7]

Op publikaties werd de Generaliteitsleeuw nog tot 1 maart 1796 ge­bruikt. Op die datum werd hij ver­vangen door het devies "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap". Op 4 mei van hetzelfde jaar werd een nieuw zegel van de Nationale Ver­gadering goedgekeurd. [8] Hierop staan de Nederlandse Maagd en een leeuw met de driekleur ter weers­zijden van een altaar met daarop een wetboek en versierd met een dolfijn en een anker als symbolen van handel en zeevaart. [9] De voor­stelling, voor het eerst gebruikt op een publicatie van januari 1797, werd ook aange­bracht op de­partementale en provinciale ze­gels.

De vervanging van het zegel hield niet in dat ook het wapen werd afgeschaft. Het bleef dan ook staan op munten die na 1796 werden geslagen.

Het vervangen van de afbeelding van de (in dit geval afgezworen) landsvorst, die door de gekroonde leeuw met het zwaard werd gesymboli­seerd, door een allegori­sche figuur was een logische consequentie van de nieuwe staatsopvattingen waarin geen plaats meer was voor een landsvorst. Ook in andere landen waar de vorst was verjaagd zoals in een aantal zojuist onafhankelijk geworden Amerikaanse staten, bv. Virgini­a en in Frankrijk, was de afbeelding van de landsvorst op het zegel vervangen door een allegorische figuur. De Nederlandse Maag­d was ove­ri­gens een allego­rie die al langer voor­handen was. In de­zelfde vorm komt ze al in de ze­ventiende eeuw voor. [10]

Nadat in october 1801 een nieuwe staatsregeling was getroffen werd het wapen bij Besluit van 12 april 1802 voor de eerste keer in zijn geschiedenis officieel aangenomen. De bundel pijlen werd van een onbe­paald aantal, de leeuw goud en het veld rood. Nadien komt het zegel met de Maagd en het altaar niet meer voor. In de kop van het staats­blad kwam in plaats daarvan de leeuw met het zwaard en de pijlen te staan, niet op een schild maar vrij­staand in een rond veld en omgeven door de oude wapen­spreuk. Dezelfde afbeelding staat ook op ver­schil­lende stem­pels uit die tijd. [11]

De terugkeer naar de symbolen van de oude Republiek moet gezien worden in het kader van de algehele politieke reactie die ingeluid werd met het optreden van Napoleon in Frankrijk. Ook de staatsregeling van de Bataafse Republiek van 1801 was een neerslag van de alom plaatsvindende verzoening van oud en nieuw.

 

Het Eerste Koninkrijk.

Eén van de belangrijkste pro­blemen waarvoor de Nationale Vergade­ring van de Republiek zich gesteld had gezien was de staatsvorm. Hierbij stonden federalisten en unionisten tegenover elkaar. Het probleem werd tenslotte opgelost door Napoleon die op 24 mei 1805 in Parijs een Hollandse delegatie een tractaat voorlegde dat bepaal­de dat Holland voortaan een ko­ninkrijk zou zijn. Zijn broer Lo­dewijk werd tegelijker­tijd "Grand Connêtable de France" en Koning van Holland, waarmee ook de dynas­tieke politiek van Napoleon werd gediend. [12]

Het tractaat regelde ook hoe het wapen van het Koninkrijk er uit zou moeten zien. Artikel 9 van het tractaat bepaalde dat "De Ko­nink­lijke Wa­pens zullen zijn de oude Wapenen van den Staat gecar­teleerd met den Franschen Keizer­lijken Adelaar en gekroond met de koninklijke kroon". Bij wet van 7 augustus 1806 werd het gebruik nog eens beves­tigd.

In hetzelfde jaar liet Lode­wijk Napoleon een aantal ontwerpen maken voor een groot koninklijk wapen. [13] Pas op 20 mei 1807 besloot hij één van deze ontwer­pen goed te keuren. Aan het gevierendeelde schild veranderde niets, maar het werd omgeven door de or­deketen van het Legioen van Eer en het lint van de Koninklijke Orde van Holland. Het werd ge­plaatst op een gekruiste scepter en Hand der Gerechtigheid en een gekroonde mantel. Naast het wa­pen werden de rangtekenen van Grand Connêtable toegevoegd die bestonden uit een uit een wolk komende, met een zwaard gewapen­de, geharnaste vuist. In 1809 vervielen de beide ordeketenen en werden vervangen door de ordeketen van de Orde van de Unie.

Het onafhankelijke beleid dat Lodewijk Napoleon voerde wekte in toenemende mate het ongenoegen van Napoleon op. Een keizerlijk decreet gedateerd 9 juli 1810 lijfde daarom het Koninkrijk bij Frankrijk in. Voortaan werd ook hier de Franse adelaar gebruikt zoals in het Keizer­rijk zelf. Daar was bij decreet van 26 januari 1805 Art. 2 bepaald dat: „Op het zegel van alle overheidslichamen zal de keizerlijke adelaar zoals op de keerzijde van het grootzegel van de staat staan; met als omschrift de naam van het overheidslichaam waarvoor het zal worden gebruikt.” [14]

Na de rampzalige Russische Veldtocht en de daarop volgende Slag bij Leipzig stortte het Franse Keizerrijk in. In november 1813 trokken de Franse troepen zich uit de Lage Landen terug. In een proclamatie  van 2 december 1813 verklaarde Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder, zich bereid de souvereiniteit te aanvaarden. Op 29 maart 1814 werd hij in Amsterdam als Souverein Vorst ingehuldigd.

 

Het Tweede Koninkrijk.

Na de omwenteling werd aanvankelijk het oude wapen van de Repu­bliek hersteld en in het besluit van 14 januari 1814 wordt dit het „Nederlandsche Wapen” genoemd. Dit wapen, gekroond met een koninklijke kroon, is nog te vinden op een zilve­ren dukaat bedoeld voor de handel op de Oostzeelanden met als jaartal 1816.

Het wapen dat Willem Frederik als Souverein Vorst voerde was enerzijds een voortzetting van dat van zijn vader, anderzijds afgeke­ken van dat van Lodewijk. [15] In diens wapen verving hij de adelaar door zijn persoonlijke wapen Châlons-Oranje-Genève. In het midden zette hij zijn stamwapen Nassau op een hartschild. Als pronkstukken gebruikte hij de kroon, schildhouders en devies van zijn vader. Rondom het schild de keten van de Orde van de Zwarte Adelaar, waarvan hij door zijn zwager, Koning Frederik Willem van Pruisen, lid was.

Op 9 juni werd bij slotakte van het Congres van Wenen, waarbij de resten van het Franse Keizerrijk onder de overwinnaars werden ver­deeld, de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden gesanctioneerd. De eenheid van de Noordelijke- en de Zuidelijke Nederlanden werd voor het eerst sinds de Unie van Atrecht hersteld. Op 24 augustus 1815 nam Willem Frederik als Koning Willem I een nieuw wapen aan. [16]

In het besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen „Het Wapen van het Koningrijk”, verderop „Rijkswapen” genoemd, en dat van „Ons en Onze successeuren”. Het feitelijk onderscheid lag in de pronkstukken. Helmteken, schildhouders en devies werden uitdrukkelijk aan de vorst voorbehouden.

Het wapen was een (gelukkige) combinatie van dat van de Repu­bliek en het stamwapen van Nassau. Conform de staatsopvattingen van Willem I, overheerste echter het Nassause element. Er wordt bepaald dat het wapen het „...Geslachtswapen van Nassau” is, vermeerderd met kroon, zwaard en pijlbundel. Hiermee was de oude Statenleeuw ten grave gedragen. [17]

Het helmteken werd in het besluit beschreven als „twee uit eene gouden kroon zich verheffende olifantstrompen van Azur, met gouden blokken bezaaid, tussen welke de ongekroonde gouden Leeuw zit”. Dit was het helmteken van de Walramse linie van de Nassaus en niet dat van de Ottose waartoe Willem I behoorde. [18] Van het konink­lijk wapen met het helmteken zoals in het K.B. werd dan ook maar spaarzaam gebruik gemaakt. Op het eerste konink­lijk wapenzegel kwam een wapencom­positie te staan met kroon, schild­houders en devies. Deze versie werd ook bij de inhuldiging van Willem I gebruikt en als het „Konings Wapen” in het regis­ter van de Hoge Raad van Adel opgenomen.

In de praktijk werd het rijkswapen, gedekt met de koninklijke kroon, slechts door de Raad van State, de Rekenkamer en het ministerie van Buitenlandse zaken gebruikt. Het staat ook op de Nederlandse munten. Alle andere officiële instanties gebruikten de wapencompositie zoals op het koninklijk wapenzegel. [19]  Dit volgde in zijn ontwerp een amendement op het K.B. van 24 augustus 1815. [20]

Koning Willem II voegde aan de koninklijke wapencompositie een koninklijke mantel toe zonder dat overigens het koninklijk besluit van 1815 werd veranderd. Enerzijds kan dit zijn ingegeven door de behoefte het koninklijk prestige, dat door het verlies van België ernstig had geleden, weer nieuwe glans te geven, anderzijds sloot Willem II zich hierbij aan bij de ontwik­kelingen in de rest van Europa. [21] 

In 1907 werd de gegroeide praktijk bij K.B. van 10 juli gelegali­seerd. [22] Het onder­scheid tussen koninklijk- en staatswapen verviel waar gesproken werd van "Het wapen dat door het Koninkrijk der Neder­landen, zoowel als door Ons en Onze opvolgers, Koningen der Nederlan­den, zal worden gevoerd". Tegelijkertijd werden enkele veranderingen aangebracht. De kroon waarmee de leeuw op het wapen was gekroond werd er één met drie bladen en twee parels, inplaats van een koninklijke. De nagels werden nu, net als de tong, rood. Het zwaard werd benoemd als een romeins zwaard en het aantal pijlen vastgesteld op zeven. De schildhoudende leeuwen werden gelijk aan die op het wapen maar zonder kroon. Het lint werd blauw met gouden letters, inplaats van dat de kleur in het midden werd gelaten zoals in 1815. De wapencompositie werd geplaatst op een uit een baldakijn vallende wapenmantel.

Uit de wapencompositie kan de mantel, maar ook mantel, devies en schildhouders worden weggelaten, zodat een middelste, resp. klein wapen onstaat.

Het wapen is sinds 1907 niet meer veranderd. Wel werd ter gele­genheid van de inhuldiging van Koningin Beatrix de tekst van het Koninklijk Besluit opnieuw geredigeerd maar dit had geen gevolgen voor het wapenontwerp zelf. [23]

 

 

Back to Main Page

 

 

© Hubert de Vries 1995

 

 

 



[1] Loon, G. van op.cit. Dl. I. p. 293.

[2] De Generaliteitsleeuw. In: De Nederlandsche Leeuw. XCV Jrg. no. 9, 1978, kol. 277.

[3] Loon, Gerard van, op.cit. Dl. II, p. 52-53. Welke kroon er nu precies gevoerd moest worden bleef lange tijd een probleem. Het was duidelijk dat de Staten Generaal zich in 1609 met deze wapencompo­sitie de koninklijke waardigheid had aangemeten. In 1645, bij de voorberei­dingen voor de vredesbesprekingen van Munster deed zich wederom het probleem voor hoe de Staten zich naar buiten toe moesten presenteren. Het best vond men nog een kroon die het midden zou houden tussen een koninklijke kroon en een hertogelijke. In een in 1645 gevoerde correspondentie tussen de staatse ambassadeurs kwam men er ook niet uit. Zie hiervoor: Pauw, M.I.: Aanteke­ningen betreffende het Wapen door de Ambassadeurs der Republiek naar Munster te voeren. In: De Nederlandsche Heraut, Jrg. 7, 1891, pp. 63-72. Zodoende bleef alles bij het oude nl. bleef de wapencompositie gevoerd zoals op de penningen van 1609 die in overeenkom­stige vorm sinds 1628 ook op de ambassadeurspenningen stond. Voor deze laatste penningen zie: Meyer, H.G. c.s.: Orders and Decorations of the Netherlands, pp. 18-19. 

[4] In een besluit van de Staten Generaal van 7 mei 1626 waarin aan de ambassadeur van Venetië, Aloyisius Contareno wordt toegestaan zijn wapen met het wapen van de Staten Generaal te kwartileren wordt dit beschreven als "scutum rubrum et in eo coronatum leonem auratum". Rijksarchief Den Haag, Archieven van de Staten Generaal, no 3333, Actenboek. Dit sluit natuurlijk niet uit dat de kleurwisseling ouder is.

[5] Enno van Gelder, H. De Nederlandse Munten. Antwerpen/Utrecht, 1965. p. 23. Op zilveren rijders geslagen volgens resolutie van 19 juni 1659.

[6] Deze paragraaf is gebaseerd op Laars, T. van der: Vlaggen, Wapens en Zegels van Nederland. Amsterdam, 1913, i.h.b pp. 93-110 & 130-137. Zie ook: Dik, A.W.E.: Genealogie van het Vorstenhuis Nassau. Zaltbommel, 1970. Hoop, E.J.Th.aTh. van der: Het wapen van Oranje-Nassau in zijn historische Ontwikkeling. In: D.N.L. 1933, kol. 147-167. Dezelfde:: Het wapen van Maurits, Prins van Oranje. In: D.N.L. 1925, kol. 131-141. Roo van Alder­welt, J.K.H. de: De voorgeschiedenis van het wapen gevoerd door de eerste prins van Orange uit het geslacht van de graven van Nassau. In: Genealo­gisch Jaarboek, 1971, pp. 29 e.v.. Dorp, L. van: De titel "Prins van Oranje". In: D.N.L. 1988, kol.265-273. Afbeeldingen van penningen van de stadhouders van Maurits tot Willem III zijn te vinden in Loon, Gerard van, op.cit o.m. Dl. II. p. 138, 149, 155, 168, 202, 346. Dl. III. p. 51.

[7] Het besluit werd genomen op 14 februari 1796 (Staatsarchief, inv. nr. 1284). Het wordt voor het grootste deel geciteerd door van der Laars, op.cit, 1913 pp. 125-127. De figuur zelf is bijna onveranderd overgenomen van een Franse penning uit 1684, afgebeeld in Van Loon Historipenningen Dl. 3, boek IIII, p. 314.

[8] Treu, H.A.: De Nederlandse Vlag en de Nederlandse Koninklijke Vlaggen. In: Naspeuringen en Studiën op het gebied der Krijgsgeschiedenis der Koninklijke Landmacht, 1971. Zie voor de tekst van het besluit de appendix. De ontwerptekening berust bij het Algemeen Rijksarchief. 

[9] Het anker met de dolfijn komt eerder voor op een penning van Albrecht en Isabella uit 1608. (Van Loon, Historipenningen Dl. 2. boek I, p. 38). Omschrift: moderatio. Van Loon tekent hierbij aan: (een anker en een dolfijn) …„waarmede de Ouden eene bedaarde en handelbare gemaatigtheyd des gemoeds hebben willen verbeelden”. De figuur gaat op zijn beurt weer terug op een anker-met dolfijn uit de tijd van Filips van Bourgondië-Blaton (†1524):  Penning van Filips van Bourgondië-Blaton: Portretkop van Filips met hoed. L.: phs • de • bvrgvndia • eps • traiectes •. V°: Dreganker met dolfijn. L.: • svper • o’ ia • vincit • vertas. (Mieris, xi 3.)

[10] Zoals bv. op munten die werden geslagen bij ordonnantie van 17 maart 1694 (Van Gelder, op.cit. p. 226). De Nederlandse Maagd komt in iets andere vorm voor het eerst voor op een rekenpenning uit 1573. Een fraaie schildering van de Maagd is te vinden in de Raadszaal van het Stadhuis op de Dam in Amsterdam dat in in 1655 in gebruik werd genomen.

[11] Schutte, O.: Catalogus der zegelstempels, berustende in het Koninklijk Penninkabinet en enige andere verzamelingen. In: De Nederlandsche Leeuw, 1971 kol. 329-370. n°s 78, 84, 101, 103, 106, 119, 137, 138. Of ook een nieuw zegel met deze afbeelding werd gesneden is mij niet bekend.

[12] Het stuk over de Franse Tijd is gebaseerd op Boo, J.A. de: Heraldiek in de Franse Tijd. In: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie. Dl. 31, 1977, pp. 180-196.

[13] In de ontwerpen, gemaakt door George Kockers,  werden verschillende plaatsten ingeruimd voor de Franse Keizerlijke adelaar aan de ene kant en de Generalititsleeuw aan de andere kant. In de meeste werd de keizerlijke adelaar als schildhouder voorgesteld van het wapen van de Generaliteit, tesamen met de oude wapenspreuk. Uiteindelijk werd toch gekozen voor de vereniging van leeuw en adelaar in één schild, zoals in het decreet van 1806. Het oude staatswapen werd niet veranderd en op deze manier was een verwarring tussen het staats- en het koninklijk wapen niet mogelijk. In de practijk werd echter steeds van het koninklijk wapen met kroon maar zonder de overige pronkstukken gebruik gemaakt.  

[14] Bulletin des lois n°  30, p. 250-251 n° 498 Art. 2: “Le sceau de toutes les autorités portera pour type l'aigle imperial, tel qu’il formera un des cotés du grand sceau de l’état; et pour légende, le titre de l’autorité publique pour laquelle il sera employe”. Een soortgelijke regeling was in Holland getroffen bij de vaststelling van het koninklijk wapen van 1807. Het keizerlijk wapen was vastgesteld bij decreet van 21 messidor (10 juli) 1804. 

[15] Het Zegel van de Souvereine Staat der Verenigde Nederlanden. In: De Nederlandsche Leeuw. 1971, kol. 362. De tekst van het besluit van de souvereine vorst wordt gegeven in de appendix. Het zegel van Willem Frederik als souverein vorst wordt bewaard in het Koninklijk Penningkabinet in Leiden. 

[16] De tekst van het koninklijk besluit in de appendix.

[17] Zie ook Pama, C.: Het Wapen der Nederlanden. 1942, pp. 12-14. die voor de redenen van de wijziging van het wapen verschillende hypothesen geeft. Uit geheime stukken blijkt dat eerst is overwogen de wapens van Brabant en Holland te kwartileren (vriendelijke mededeling van Dhr. D. van der Horst) maar dit zou juist de scheiding weer teveel benadrukken. Als de Statenleeuw zou worden gebruikt, welke kleur zou dan het veld moeten hebben? Heraldisch gezien kwamen slechts rood, zwart en blauw in aanmerking. De eerste twee kleuren waren uitgesloten vanwege de gelijkenis met het wapen van de Republiek of van Brabant die dan zou onstaan. Waarom dus niet het blauwe veld, uiteraard met de blokken, gekozen. Men kan zich voorstellen dat de redactie "...Geslachtswapen van Nassau (...) welk wapen wij nu vermeerderen etc." pas op het laatste moment is gekozen. Tegen het verdwijnen van de Statenleeuw heeft vooral Bilderdijk zich in een heftige polemiek verzet.

[18] Voor het wapen van Nassau en het helmteken: Goeckingk, H. von: Geschichte des Nassauischen Wappens, Görlitz, 1880. Seyler G.A.: Geschichte der Heraldik. Nürnberg 1885-'89 pp. 316-319. Adam-Even, P.A. Armorial du Heraut Gelre, 1370-1395. In: Archives Heraldiques Suisses 1961-1968 (n s 14,16,1409, 1410. Ook: Dik, A.W.E op.cit. 1970.

[19] Voor de koninklijke zegels: Prins, E.C.M.: Bijdrage tot de kennis van het Koninklijk Zegel der Nederlanden, alias het Rijks- of Staatszegel, 1819-1948. In: De Nederlandsche Leeuw. 1948, kol. 213. Het helmteken met de leeuw en de trompen komt naar mij bekend alleen voor op de ruiterzegels van Willem I en Willem III. De hele wapencompositie zoals bedoeld in het K.B. van 1815 is aangebracht op de gevel van de koninklijke wachtkamer van het Centraal Station in Amsterdam. Voor het gebruik van het wapen door ambtelijke instanties zie Schutte O. op.cit. 1971. Op het rijksvaandel van 1815 staat op een oranje doek alleen het rijkswapen. Het rijksvaandel van 1840 is wit met daarop het eerder beschreven "Konings Wapen".

[20] Stuurman, J.G.: De Kroon op de Leeuw in het Nederlandse Wapen. In: Jb. voor Munt en Penningkunde 83 (1996) pp. 141-165 noot 20: In een schrijven van de Hoge Raad van Adel van 2 juli 1816 (ARA den Haag) : In de uitvoering van Zijner Majesteits besluit, van den 24sten Augustus 1815, No. 71, met opzigt tot s Rijks wapen, die nauwkeurigheid in het plaatsen der blokken niet in acht is genomen zijnde als behoorde, is den Hoogen Raad van Adel, ingevolge Zijner Majesteits besluit, van den 24 Junij 1816, No 77, gelast het nevenstaand verbeterd model toetezenden, met uitnodiging, om op de reeds bij u gebruikt wordende cachetten enz., die veranderinge te doen werkstellig maken, bestaande:

1°. In het doen verlengen der blokken, zoo dat dezelve langer dan breed zijn.

2°. Met hier of daar aan den kant des schilds er afgesneden te doen zien, doende het getal der blokken niets ter zake, mits dezelve over het schild als bezaaid onregelmatig liggen.

3°. Met het teeken, hetwelk het geslacht des Leeuws aanduidt, zigtbaarder te doen stellen.

4°. dat dezelve in natuurlijke kleur op het model afgeteekend zijn.

Alhetwelk den Raad, na ingenomen advies van een graveur, op alle in het koper gesneden zegelen en cachetten, onderricht is, gemakkelijk en met weinig kosten te kunnen geschieden...

[21] Hooykaas, G.J.: Pronk wiste Belgische smet uit. In: NRC-Handelsblad 28.XI.1990. De wapenmantel, al voorkomend in de 17e eeuw, werd onder Napoleon een vast onderdeel van de wapencomposities van de Franse hoogwaardigheidsbekleders. Na 1814 werd de wapenmantel met enthousiame overgenomen door de meeste vorsten in Europa.

[22] Aan het eind van de 19e eeuw werd het verschil tussen het wettelijk vastgelegde wapen en het daadwerkelijk gebruikte wapen in de pers gesignaleerd door J.A. de Bergh in "Het wapen des Konings en des Rijks thans gevoerd is in strijd met de wet". Den Haag, 1880. Dezelfde: Het wapen des Konings. In: Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage, 24.III.1880. Dezelfde: Alweer het Koninklijke en Rijkswapen. In Dagblad etc. 11.IV.1880. De tekst van het K.B. in de appendix.  

[23] Tijdens de Duitse bezetting 1940-'45 kwam in de wapenvoering geen verandering. De status van het Koninkrijk was in die jaren, in afwachting van een eventuele Duitse overwinning onbepaald. (Telefonische mededeling van het RIOD, Amsterdam). Bij wet van 28 october 1954, Staatsblad 1954 No. 503, werd een koninklijk- en staatswapen van het Koninkrijk, bestaande uit Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen voorzien. In dit opzicht is de wet echter niet uitgevoerd. (Prins, 1964, p. 118). De tekst van het K.B. van 23.IV.1980 in de appendix.